Ter herinnering

In memoriam Nynke Kist-Tjeerdsma (Oudega (Sm.) 1934 – Wolvega 2020)

Nynke met haar konijn (ca. 1940)

Het afgelopen jaar is voor veel mensen een bewogen jaar geweest. Ook in onze familie was er verdriet, we hebben afscheid moeten nemen van een dierbaar familielid. Kort na haar 86-ste verjaardag in oktober werd mijn moeder ernstig ziek. Op 27 november is ze overleden, een lieve moeder en oma is niet meer… We bewaren veel mooie herinneringen aan haar.
Ik ging na haar overlijden noodgedwongen meteen aan de slag met een In memoriam en dadelijk kwamen de eerste vragen al boven. Hoe zat het ook weer precies met die periode in haar leven? Wat was de volgorde van bepaalde verhalen die ze over vroeger had verteld? Ik wist het niet meer zeker. Omdat ze de laatste van haar generatie was, konden we het aan niemand meer navragen.

Mijn eerste blog van 2021 gaat daarom over mijn moeder en over hoe belangrijk het is om herinneringen vast te leggen. Voor elke genealoog is dit een actueel thema. Herinneringen vormen de basis van onze verhalen over het verleden. Zonder verhalen kan het verleden niet tot leven worden gewekt.  Verhalen zijn dus essentieel om verbinding te kunnen maken met het verleden en context te kunnen scheppen.

Wat kun je zelf doen om herinneringen vast te leggen? Er zijn vele mogelijkheden: een dagboek bijhouden, een jaaroverzicht maken. Foto’s maken en verzamelen. Je ouders interviewen. Je ouders hun levensverhaal laten opschrijven. Als hulpmiddel hiervoor zijn speciale boeken ontwikkeld met de titel Mama / papa (oma of opa) vertel eens…. Aan de hand van verschillende onderwerpen worden ouderen geholpen bij het vastleggen van hun herinneringen. Ik gaf mijn moeder een paar jaar geleden zo’n boek cadeau voor moederdag, maar het bleef in de kast liggen.

Mijn moeder vertelde graag over vroeger. Ze kwam uit een familie van verhalenvertellers. Haar oudere neef Albert Mulder uit Makkinga was wel dè verteller bij uitstek in de familie. Hij schreef verschillende boeken, onder andere over kinderspelen uit zijn jeugd. Ook was hij de drijvende kracht achter het verzamelen van Oold Ark, oud landbouwgereedschap. En hij schreef geregeld stukjes in de dorpskrant van Oudega (Sm.), De Bakbrogge. Hij was een inspiratiebron voor mijn moeder, dat wilde zij ook kunnen.

En toen mijn moeder de 80 gepasseerd was, besloot ze dat ze haar levensverhaal wilde gaan opschrijven. Bij Tresoar wordt de cursus ‘Levensverhaal schrijven’ aangeboden, gegeven door Friese schrijfster Marga Claus. Dat leek ons kinderen het perfecte cadeau voor haar, en meteen een steuntje in de rug. Dapper reisde ze in de winter van 2015 met het OV vanuit Wolvega naar Leeuwarden. Want ze had een hekel aan reizen met gladheid.
‘Hoe gaat de cursus, mam?’, vroeg ik geregeld. Het viel haar tegen, het bleek lastiger dan ze had gedacht. Ze moest voorlezen wat ze had opgeschreven, en er ter plekke van alles omheen vertellen mocht niet. Dat was moeilijk voor haar. We zagen dat ze een beginnende vorm van dementie had, iets waar we al een vermoeden van hadden.

Uiteindelijk heeft mijn moeder haar levensverhaal niet op papier kunnen krijgen. Wel heb ik nog de handgeschreven opdrachten, in het Frysk, want dat was de voertaal tijdens de cursus en ook mijn moeders eerste taal. Deze aantekeningen zijn me nu heel dierbaar. Ze vormen een blijvende herinnering aan een moeder die een doorzetter was en op hoge leeftijd een nieuwe uitdaging aanging.

Hieronder volgt de schrijfopdracht ‘je vroegste herinnering’ met daaronder de Nederlandse vertaling. De foto van Nynke met haar konijn past goed bij haar eerste herinnering. Het is de eerste foto waarop ze alleen is afgebeeld en ze vond deze foto zelf ook heel bijzonder. Toen ze 80 werd, hebben we haar een vergroting gegeven in een mooie lijst.

Myn earste herinnering

Oude ansichtkaart van Aldeboarn, ca. 1920. Bron: Tresoar, Fries Fotoarchief

Myn earste reis dy’t my heugt is nei Boarn, achter op de fyts by mem. Ik tink yn ’e simmer fan 1938, mar wis bin ik der net fan. It wie foar mem in hiel ein, wy bleaune dêr yn elk gefal ien nacht. By de Boarn waarden wy mei in skou oerset, wa’t dat die wit ik net mear.

Dêr by myn âldste suster Gryt en har man wie in hinnehok mei ek in lulke hoanne. It hok moast dus goed ticht bliuwe. Thús hienen wy doe gjin hinnen leau’k, en ik tocht dat it skoatteltsje fan it hinnehok hielendal oerdwers moast en ik ferskoude it. Neffens my ha’k dat faker as ien kear dien, want ik tocht dat it hiel krekt kaam en it skoatteltsje presys oerdwers moast, wat net moatten hie, hearde ik letter fan de greate minsken. [De haan ontsnapte doordat mijn moeder aan het schuifje had gezeten.]

Fierder wie dêr foar my ek net folle te ferstriken, dat ik wie bliid dat we wer nei heit gongen. Heit dat betsjutte thús, dat wie in fêst punt. Mem hat ûnderweis noch fan ’e fyts west en in eintsje rûn omdat de wei opbrutsen wie, mar ik siet prinshearlik achterop en song ik heechste lied: “Jan Oliebol, Jan Oliebol, de held van de Compagnie, zo groezelig, zo smoezelig en honger wel voor drie!”
Dit is wat ik noch wit: nei hûs!
Ik song faak en dat wiene meastentiids jankfodden, dy’t ik fan âldere broers ensa hearde. Jim soene raar ophearre fan myn repertoire, ik ha nea nei de beukerskoalle west. Us fantasy wie ûnmjitlik, mei wat mar foar hânnen wie dienen wy de greate minsken nei. Allinne in poppe mei in weintsje hie’k al gau. En letter in knyn, mar doe wie ’k al op skoalle.

Mijn eerste herinnering
Mijn eerste reis die ik me herinner is naar Aldeboarn, achter op de fiets bij moeder. Ik denk in de zomer van 1938, maar zeker ben ik er niet van. Het was voor moeder een heel eind, wij bleven daar in elk geval een nacht. Bij de Boorn werden we in een schouw overgezet, wie dat deed, weet ik niet meer.
Daar bij mijn oudste zuster Griet en haar man was een kippenhok met ook een kwade haan. Het hok moest dus goed dicht blijven. Thuis hadden wij toen geen kippen geloof ik, en ik dacht dat het schuifje van het kippenhok helemaal overdwars moest en ik verschoof het. Volgens mij heb ik dat vaker dan eens gedaan, want ik dacht dat het heel precies kwam en dat het schuifje precies overdwars moest, wat niet had gemoeten, hoorde ik later van de grote mensen.
Verder was daar voor mij weinig te beleven, en daarom was ik blij dat we weer naar vader gingen. Vader, dat betekende thuis, dat was een vast punt. Moeder is onderweg nog afgestapt heeft een eindje moeten lopen omdat de weg opgebroken was, maar ik zat prinsheerlijk achterop en zong het hoogste lied: “Jan Oliebol, Jan Oliebol, de held van de Compagnie, zo groezelig, zo smoezelig en honger wel voor drie!” Dit is wat ik nog weet: naar huis!
Ik zong vaak en dat waren meestal smartlappen, die ik van oudere broers en zo hoorde. Jullie zouden raar opkijken van mijn repertoire, ik ben nooit naar de kleuterschool geweest. Onze fantasie was onmetelijk, met wat maar voor handen was, deden we de grote mensen na. Maar een pop met een wagentje kreeg ik wel al gauw. En later een konijn, maar toen was ik al op school.